“Ah, heb jij rugpijn? Dat is het eerste wat ik daarvan hoor.”
Mijn collega bekeek me sceptisch. Ik veranderde op automatische piloot van onderwerp. Enerzijds was die opmerking, na ruim vier jaar samenwerken, een overwinning op mezelf. Ze hadden er op kantoor dus nog niets van gemerkt. Hoe flink van mij! Ik kan het prima verbergen en het domineert mijn werkleven niet. Anderzijds hoorde ik in zijn bemerking ook de twijfel. Als je je zo flink kunt houden, zal het wel zo erg niet zijn, zeker?
Mag ik even zagen?
Maar ik heb dus pijn. En niet af en toe een beetje. Flink wat. Elke dag, elke nacht, vooral onderweg en bij staan en zitten. Liggen is bij mij een reflex geworden. Ik doe het zodra ik kan. Mijn medespelers kijken vreemd op als ik in de coulissen de smalle gang inneem. Als er op scène een sofa, bed of zelfs tapijt aanwezig is, ben ik daar moeilijk van weg te slaan.
In mijn rug zit flink een stuk ijzer. Leve de neurochirurg die de zenuw in mijn rechterbeen redde en mij bevrijdde van pijnkliniek en morfine. Ook al krijg ik nog steeds niet uitgelegd dat ik geen lange afstanden durf rijden omdat dat been wel eens dienst durft weigeren. Niet flink. Mijn wandelstok heb ik sinds de operatie toch achter mij kunnen laten, gelukkig.
Ik moet uitkijken om niet te vallen. Mijn gewrichten draaien alle kanten op en het voelt alsof er zand tussen mijn botten zit. Zelfs een zachte botsing zorgt onvermijdelijk voor een flinke blauwe plek. Of zelfs een barst. Mijn rug en nek zitten ongeveer 290 dagen per jaar geblokkeerd. Mijn spieren staan constant gespannen. Ondanks een dure, aangepaste matras met speciale kussens slaap ik slecht. Ik heb geen reserve. Na 22u moet ik liggen en één avond te laat in mijn bed moet ik soms wekenlang bekopen. Flink op tijd gaan slapen dus.
Je hoeft niet te luisteren
Flink zijn en niets laten merken. Dat lukt. Ik speel toch zelfs toneel en zing? Ja. Dat is de aanvulling op wekelijkse behandelingen. De twee activiteiten die mij toelaten mijn spieren te verstevigen en mijn angst en frustratie even te vergeten. En ook daar moet ik flink over mezelf waken.
Sorry dus, toen ik wat kribbig reageerde toen je me vroeg om naar Brussel te gaan om daar gezellig wat rond te wandelen. Sorry dus, dat ik niet naar je feestje kan komen dat pas om 23u begint. Sorry dat ik geen hakken verdragen kan en mijn eeuwige sneakers mijn outfitmogelijkheden beperken. Sorry dat ik Netflix verkies boven een lange avond cinema. Sorry, lieve dochter, dat je niet in mijn nek kunt zitten en ik je even niet kan dragen. Gelukkig kan je klimmen als een aapje en doe je dingen ook gewoon graag “zelf”.
Flink voor jezelf zorgen
Sorry als dit voor mezelf zo vanzelfsprekend geworden is dat ik jouw onbegrip niet begrijp. Ik heb van mijn zestiende tot mijn eenentwintigste over niets anders geklaagd. Ik was een boze puber, gedeeltelijk terecht. Maar hey, die voorspelde rolstoel is nog altijd niet in zicht. En ik heb – tegen alle verwachtingen in – een onvoorstelbaar lieve Pöter die me regelmatig vraagt “gaat het?”
Wat mijn antwoord ook is, dat van haar is steevast: “mama flinke meid”. Ik wou dat we als volwassenen ook zo met elkaar omgingen.
“Zie ik je zaterdagavond op het feest?”
“Nee, ik ga in de zetel liggen en vroeg slapen.”
“Flinke meid.”